Jaargang 20, nr.2, juni 2021

Op 1 september 1921 werd Willem Frederik Hermans geboren. Op zijn honderdste geboortedag wordt het startschot gegeven voor het Willem Frederik Hermans Jaar, waarin diverse boeken van en over Hermans verschijnen. Te eindigen volgend jaar augustus met het laatste deel van de Volledige Werken, in september van dit jaar een bundel onder de titel Hermans Honderd onder redactie van Jan Wim Derks en René Hesselink. In eigen beheer en in kleine oplage verschijnt deze maand Van pulp tot Pléiade. Het boek der boeken, een fotobibliografie van Willem Frederik Hermans, samengesteld door J.M.A. Buiskool Toxopeus, J.W. Derks, J. Tiggelaar en J. Glerum. Bij dit prachtig in kleur geïllustreerde boekwerk mocht ik de inleiding schrijven.

Een mens kan nog zulke prachtige romans of nuttige wetenschappelijke boeken schrijven, iedere auteur weet dat die titels op een zeldzame uitzondering na vroeg of laat in de vergetelheid raken. Hoe anders is dat bij de bibliografie. Een goede bibliografie is voor eeuwig. En tegelijkertijd weet elke bibliograaf dat een opsomming van alle titels, varianten, herdrukken, vertalingen en roofdrukken – zeker in het geval van een zo productief schrijver als Willem Frederik Hermans – onherroepelijk omissies en fouten zal bevatten. In die feilen zit de waarde van een herdruk van een bibliografie. Elke lezer, misschien is het beter te spreken van ‘controleur’, gaat zoeken naar foutjes. En hoewel niemand het zal toegeven, zal de controleur teleurgesteld zijn als hij geen foutje of omissie vindt. In het archief van De Bezige Bij bevinden zich vier afgekeurde omslagen van Herinneringen van een engelbewaarder. Ze worden hier als aanvulling op de bibliografie afgedrukt, en kunnen daarom niet meer als omissies op dit boek beschouwd worden.

Een van de vier afgekeurde omslagen van Herinneringen van een engelbewaarder

Johan Buiskool Toxopeus c.s., zo kan ik na mijn inspectie vaststellen, zijn voortreffelijke bibliografen. De ondertitel van van pulp tot pléiade met daarin Boek der Boeken getuigt van zowel het noodzakelijke zelfbewustzijn als het niet minder onontbeerlijke eergevoel van de bibliograaf. De rest van de ondertitel Een Fotobibliografie van Willem Frederik Hermans is voor de liefhebbers een gouden greep. Iedereen snapt de referentie aan Fotobiografie (het door Hermans in 1969 gepubliceerde boek met documenten over zijn eigen leven) en tegelijkertijd illustreert de toevoeging van het lidwoord ‘een’ de bescheidenheid van de bibliograaf.

Een bibliograaf kent geen hiërarchie aan de beschreven titels toe, net zoals een postbode niet discrimineert tussen een ansichtkaart uit Lloret de Mar met een getekend zonnetje en een gewichtig uitziende brief van een notaris. Beide worden bezorgd. En zo wordt een zwakkere, dunne of onbekend gebleven roman ook niet anders gebibliografeerd dan een meesterwerk.

De bibliograaf stelt op basis van autopsie de feiten vast. Het meest inspirerende voorbeeld daarvan is beschreven door de Amerikaanse astronoom Owen Gingerich in The Book Nobody Read. Chasing the Revolutions of Nicolaus Copernicus. Het verscheen in 2004 en werd nog hetzelfde jaar in een Nederlandse vertaling van Rob Hartmans uitgebracht door Ambo Anthos. Gingerich stuitte in Schotland bij toeval op de eerste druk van De Revolutionibus Orbium Coelestium (‘Over de omwentelingen van de hemelse sferen’) van Nicolaus Copernicus, dat verscheen in 1543 in een oplage van 400 à 500 exemplaren. Deze baanbrekende publicatie van de Poolse astronoom en kanunnik Copernicus is zoals bekend de basis van het moderne wereldbeeld waarin de aarde niet langer het middelpunt van het heelal vormt. Het werk van Copernicus kwam pas in 1616 op de kerkelijke index nadat Galileo Galilei door het Vaticaan in de ban werd gedaan, omdat hij aan het begin van de zeventiende eeuw in navolging van Copernicus had beweerd dat de zon het middelpunt van het universum is en niet de aarde. Pas in 1992 gaf Johannes Paulus ii deze pauselijke dwaling toe en werd de ban opgeheven.

Gingerich had gelezen, onder meer in The Sleepwalkers van Arthur Koestler, dat het boek van Copernicus maar een saaie pil was die door niemand gelezen werd. Hij vond na een ruim dertig jaar durende speurtocht in bibliotheken over de hele wereld 276 exemplaren van de eerste druk terug, de drie exemplaren van de tweede druk uit 1566 in het Vaticaanarchief niet meegerekend. Ook trof hij in de loop der jaren exemplaren aan in universiteitsbibliotheken die later weer gestolen bleken te zijn. De enkele keren dat een eerste druk op een veiling te koop is, wordt daar meer dan een miljoen dollar voor betaald.

Aantekeningen van lezers in Copernicus’ De Revolutionibus Orbium Coelestium (1543) Université de Liège [Wikimedia Commons]

In een paar exemplaren, met name in Italiaanse bibliotheken, was De Revolutionibus Orbium Coelestium gecensureerd. Andere exemplaren waren niet compleet en met pagina’s uit de tweede druk aangevuld om dat te verhullen. En in weerwil van wat Koestler had beweerd, stonden de meeste exemplaren vol aantekeningen van de lezers. Kortom Het boek dat niemand las is niets minder dan een bibliografische pageturner. We kunnen er een paar dingen uit leren die ook voor de bibliografie van Willem Frederik Hermans gelden: boeken met aantekeningen van de lezer en opdrachten van de auteur worden gekoesterd. Paradoxaal genoeg zijn de boeken in kleine oplagen relatief makkelijk te vergaren, omdat ze door hun kostbaarheid goed bewaard worden. Het eerste nummer van weekblad Panorama is moeilijker te vinden dan een bibliofiele uitgave van het werk van P.C. Boutens of J.H. Leopold uit dezelfde periode vlak voor of tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Spookdrukken

Bibliografen zijn ook bibliofielen. Een verzameling is leuk zolang die niet compleet is, want dan kan de verzamelaar toegeven aan zijn jachtinstinct. De bibliograaf heeft altijd een goed excuus voor zijn onophoudelijk zoeken naar een bepaald exemplaar van een boek: alles voor van pulp tot pléiade. In de Hermans-kunde zijn verschillende voorbeelden van bibliografen die er veel voor over hebben om net dat ene exemplaar dat nog niet in de kast staat te bemachtigen.

Buiskool Toxopeus c.s. hebben hemel en aarde bewogen om de 18e druk van Onder professoren uit 2006 onder ogen te krijgen. Uit datzelfde jaar stammen de 16e en 17e druk, in 2007 verscheen de 19e. Bestaat die 18e druk wel? ‘De Bezige Bij geeft hierover geen informatie,’ staat bij de beschrijving. Hetzelfde geldt voor de 27e, 28e en 29e druk van Het behouden huis. Nergens te vinden, of is ter uitgeverij gewoon een foutje gemaakt en is van de 26e druk gewoon overgestapt naar de 30e?  Buiskool Toxopeus schrijft bij deze drie ontbrekende drukken: ‘Niet verschenen? Geen informatie van De Bezige Bij verkregen.’ Het staat er voorzichtig, maar hier hebben we waarschijnlijk te maken met ‘spookedities’. Hiermee worden niet de door Buiskool Toxopeus zo genoemde en met winstoogmerk geproduceerde ‘verborgen (her)drukken’ bedoeld. Zie daarvoor zijn in dit boek opgenomen ‘De verborgen herdrukken van uitgeverij Van Oorschot’.

Spookboeken, dus titels die simpelweg nooit verschenen maar wel werden aangekondigd, zijn de ergste nachtmerrie voor een bibliograaf. Door Ed Schilders is er een andere term voor gemunt: Fortsasiana. In zijn boek Vergeten boeken. Literaire curiosa en rariora, boekenvrienden en bibliomanen uit 1986 geeft Schilders een definitie van een fortsasianum: een boek dat alleen fictief bestaat. De term is afgeleid van de Belgische graaf J.N.A. de Fortsas, die een zeldzame collectie zou hebben gehad die in 1840, na zijn dood, geveild moest worden. In de verkoopcatalogus Catalogue d’une Très Riche mais Peu Nombreuse Collection de Livres Provenant de la Bibliothèque de Feu Mr. Le Comte J.-N.-A. De Fortsas werd door Rénier Hubert Ghislain Chalon nauwkeurig het ene na het andere niet-bestaande boek gebibliografeerd uit de verzameling van de eveneens fictieve graaf. Ook Rabelais, zo schrijft Schilders, heeft in zijn Pantagruel een bibliografie van zijn volledig verzonnen boekenverzameling opgenomen.

Soms is het een hele toer om een zeldzaam boek te vinden, maar het is werkelijk onmogelijk, ook vanuit filosofisch oogpunt, te bewijzen dat een boek niet bestaat. Zo heb ik zelf jarenlang gezocht naar een boek van Wolfgang Cordan Allemagne sans Masque, met een inleiding van André Gide. In de Bibliothèque Nationale de France in Parijs maakte ik een afspraak met de officiële bibliograaf van Gide, maar die kende deze uitgave ook niet. Jef Last, die goed bevriend was met Gide en met hem correspondeerde, vroeg hem meermaals in brieven of het waar was dat Gide, een voorwoord bij een boek van Cordan had geschreven, en waar dat boek dan was. Hij kreeg er nooit antwoord op. Ik ging er dus van uit dat dit een spookpublicatie was. Totdat ik jaren later in de pamflettencatalogus van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (iisg) naar iets op zoek was en daar pardoes Allemagne sans Masque aantrof.

Cover van L'Allemagne sans Masque

Niet met als auteursnaam Wolfgang Cordan op het omslag, maar met de naam Heinz Horn. Het was het enige boek dat Wolfgang Cordan onder zijn eigen naam Heinz Horn had gepubliceerd, afgezien van een door Theo van der Wal vertaald gedicht in het tijdschrift Het Fundament in 1934. Toen ik naar het iisg gefietst was om het in te zien bleek het een heus boek(je) te zijn, gepubliceerd in Parijs in 1933, met een omslag en het imprint: Édition imprimée par imprimerie Racine. Het voorwoord van Gide telde slechts dertien schamele regels. Omdat deze publicatie als ‘pamflet’ en niet als ‘boek’ was gerubriceerd, was die nooit boven water gekomen. Een les voor de bibliograaf!

Tonnie Luiken

Spooktitels vind je ook in menige bibliografie van Privé-domein, titels die alleen genoemd zijn in catalogi of opgesomd in een advertentie. Zo zou als nummer 122 Brevier van Immanuel Kant zijn uitgekomen. Dat boek is nooit verschenen in de reeks. Andersom werd in de bibliografie van Privé-domein jarenlang verzwegen dat het wel degelijk verschenen deel 19 het door Theo Kars vertaalde en van een nawoord voorziene Memoires Venetiaanse jaren 1753-1756 van Giacomo Casanova was. Uitgever Theo Sontrop had zo’n hekel gekregen aan Kars dat hij dit boek niet meer wilde noemen in de fondslijsten van De Arbeiderspers. (Nu staat het wel vermeld in de Wikipediapagina ‘Privé-domein’, hoewel zonder de vermelding Theo Kars.) Van Remco Campert zijn ook spooktitels in omloop, zoals de in 1976 gedateerde roman Vaarwel en welkom. Nooit geschreven zelfs. Halverwege de jaren tachtig verschenen her en der berichten over Camperts spookboek De Tijden.

    Er bestaat een prachtige brief van Hermanskenner Tonnie Luiken die illustreert hoe ver de bibliomaan kan gaan bij het compleet maken van zijn verzameling, alles met als doel een uitgave te kunnen autopseren voordat die bibliografisch beschreven wordt.

Willem Frederik Hermans met fans in De Balie (Amsterdam, 1994). Tonnie Luiken links met bril en boek in rechterhand [Serge Ligtenberg]

Tonnie Luiken was ook de man die achter de roofdrukken zat die in deze bibliografie staan, zoals ‘Een beer’ onder het imprint De Brandweervrouw, ‘vermoedelijk Tonnie Luiken’. Ik kan hier verklaren dat hij het echt was en er ook nog een rechtszaak voor aan zijn broek heeft gehad. Hermans was daar met zijn advocaat zeer streng in, tegelijkertijd stuurde hij dergelijke roofdrukken wel rond als cadeautje aan zijn vrienden. Zo schreef hij bijvoorbeeld op 12 februari 1995 aan een vriend: ‘Hierbij ingesloten nog enkele uiterst zeldzame publicaties, die je, denk ik nog wel niet zult bezitten.’ Uit de datering van deze brief blijkt dat de datering van deze roofdruk door Buiskool Toxopeus ‘[januari 1996]’, niet klopt. Maar nu, met deze correctie, staat het toch goed in van pulp tot pléiade.

Het samenstellen van een bibliografie wordt verschrikkelijk onderschat. Zelfs als je alle titels en hun herdrukken en vertalingen bij de hand hebt, moet er nog gecollationeerd worden. Dat is een precies werkje. De bibliograaf moet vaststellen of er sprake is van een herdruk, een uitgebreide herdruk, een oplage met een ander omslag en talloze andere fysieke kenmerken van een boek. Het beste voorbeeld van nauwkeurige collationering is beschreven in Het Salamanderboek 1934-1984 uit 1984. Daarin heeft C.J. Aarts een voorbeeldige bibliografie van de Salamander-reeks gemaakt, maar hij laat die ook voorafgaan door zijn ‘Bibliografisch abc’, waarin hij alle elementen van het collationeren in bijna dertig pagina’s helder beschreven heeft. Ook hij noemt voorbeelden van spooktitels die als Salamander zijn aangekondigd maar nooit uitgebracht zijn, of onder een andere titel verschenen. Dat zijn praktijken waar een bibliograaf grijze haren van krijgt.

Gaan we naar Hermans. Neem de vierde ‘vermeerderde druk van Overgebleven gedichten, daarin staat dat het een (deels) uit de handel genomen misdruk is, ‘toen wfh drukfouten ontdekte, bv ‘Mar’ ipv ‘maar’ op p. 48 en ‘klopppen’ ipv ‘kloppen’ op p. 60’. Buiskool Toxopeus heeft dat terecht opgemerkt, maar het belangrijkste (niet opgemerkte) verschil tussen deze ‘vermeerderde’ druk en de vijfde ‘herziene’ druk is dat bladzijde 62 in de nieuwe druk blanco is, terwijl daar in de vierde druk een ‘Drukgeschiedenis’ stond afgedrukt. Blijkbaar vond Hermans deze 19-regelige toelichting niet meer nodig.

Stofomslag van VAN PULP TOT PLÉIADE

De lezer, of ‘controleur’ van dit boek zal wel weten dat er al twee bibliografieën van Hermans bestonden: Bibliografie van de verspreide publicaties van Willem Frederik Hermans, samengesteld door Frans A. Janssen en Rob Delvigne, uitgegeven door Thomas Rap, Amsterdam 1972. Deze uitgave verscheen in 1996 in een ‘geheel vernieuwde versie’ onder de titel Schrijven is verbluffen. Bibliografie van de verspreide publicaties van Willem Frederik Hermans. Deze bibliografie bevat alles, de titel zegt het al, dat niet in van pulp tot pléiade staat, waarin immers alleen publicaties in boekvorm zijn opgenomen. Dan is er het in 2000 verschenen Het bibliografisch universum van Willem Frederik Hermans. Bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken, samengesteld door Frans A. Janssen en Sonja van Stek, uitgegeven door De Bezige Bij. van pulp tot pléiade is natuurlijk actueler, we zijn tenslotte 21 jaar verder, maar ook completer in de zin dat ook vertalingen van Hermans’ werk zijn opgenomen, evenals deze keer wél alle (ons bekende) roofdrukken. En misschien is het belangrijkste verschil: niet zo uitputtend geïllustreerd met omslagen van alle uitgaven en herdrukken daarvan als in van pulp tot pléiade. In de ‘Verantwoording’ schreven Janssen en Van Stek dat er aan de Volledige Werken van Hermans werd gewerkt, uit te geven naar het voorbeeld van de Franse Pléiade-edities. Inmiddels zijn die Volledige Werken bijna tot een goed einde gebracht. Het laatste van de 24 delen zal verschijnen aan het einde van wat tot het Willem Frederik Hermans Jaar is uitgeroepen. van pulp tot pléiade is het startschot van dit WFH-Jaar, overigens zal dat boek nooit klaar zijn, steeds zullen er herdrukken, vertalingen of bloemlezingen verschijnen van het werk van Willem Frederik Hermans. De bibliografie is voor eeuwig, het werk eraan ook.