2023-3

Doordat ik als kinderboekenschrijver heel vaak in Vlaamse bibliotheken kom, kan ik makkelijk de grote verschillen in collecties zien. Ook wat Vlaamse bibs aan poëzie in de rekken hebben verschilt aanzienlijk van bibliotheek tot bibliotheek. Het was Jan Van Herreweghen, alias Jan Bib, die op Facebook de kat de bel aanbond en onomwonden stelde dat het treurig gesteld is met poëzie in de bibliotheken. Tijd, dus, voor een onderzoekje!

Een deel van de poëziecollectie van de Krook

Op iedereenleest.be staat dat Vlaanderen 314 gesubsidieerde openbare bibliotheken telt. Dat is voor de 308 Vlaamse gemeenten een bijzondere score. In die bibliotheken zouden jaarlijks 19 miljoen bezoekers passeren die hun gading zoeken in 25 miljoen items. Maar hoeveel van die miljoenen items zijn poëziebundels? Uiteraard was het onmogelijk om in mijn eentje die 314 bibliotheken door te lichten. Dus deed ik een steekproef. Daar was ik enkele jaren geleden al aan begonnen, maar de omstandigheden zaten toen tegen. En kijk, Van Herreweghe, de roemruchte gepensioneerde bibliothecaris van Harelbeke, was me voor. In september 2022 had hij 15 recente bundels geselecteerd waarvan hij vond dat ze ‘hun plaats in de collectie verdienen’. Hij legde zijn lijstje voor aan 15 bibliotheken van gemeenten met 20.000 tot 50.000 inwoners. Toen hij de resultaten op Facebook publiceerde, kwam er nog wat cijfermateriaal bij.

Daar wordt de poëzieliefhebber niet meteen vrolijk van. Dus wilde ik met een soortgelijk maar ietwat uitgebreider onderzoek zien of ik de resultaten van Van Herreweghes enquête kon bevestigen of enigszins weerleggen. Ik hoopte op het laatste…

De bundels

Jonas Bruyneel: Broedland
Patrick Conrad: Oude, koude nachten
Dominique De Groen: Slangen
Paul Demets: De bijendans
Hans Depelchin: Spanriem
Andy Fierens: De trompetten van Toetanchamon
Astrid Haerens: Oerhert
Peter Holvoet-Hanssen: Libretto
Carl Norac: De keerzij van de toestand
Max Temmerman: Koninklijk circus
Peter Theunynck: Hoogliederen
Lies Van Gasse: Beestjes
Arno Van Vlierberghe: Ex Daemon
Herlinda Vekemans: Appelblauwzeegroen
Siel Verhanneman: Wat nu met het licht dat binnenvalt

Preparatie

Om te beginnen maakte ik een selectie van 28 bibliotheken. Die lijst bestond uit drie bibliotheken ‘buiten categorie’ (Leuven was al bevraagd) en vijf keer vijf bibliotheken die ik via Wikipedia selecteerde volgens inwonertal van de gemeente, telkens één boekentempel per Vlaamse provincie. Zo hoopte ik mogelijke tendensen te kunnen opsporen. Ik besloot 15 poëziebundels uit 2022 te kiezen. Die selectie kon duidelijk maken welke bibliotheken hun collectie up-to-date houden. Ik pikte 15 titels uit de besproken bundels van de afgelopen jaargang van Poëziekrant. Daarnaast vroeg ik aan drie dichters – Jana Arns, Philippe Cailliau en Norbert De Beule – om een eigen kleine keuze te maken uit bundels die de afgelopen vijf jaar verschenen. En ik voegde vijf recente verzamelbundels toe, waarvan ik veronderstelde dat elke bib ze in de collectie wil. Die lijst met 25 titels én een aantal vragen stuurde ik naar de 28 geselecteerde bibliotheken met het vriendelijke verzoek om mee te werken aan dit onderzoek, en me binnen de drie weken te antwoorden. Eerst reageerden slechts 12 van de 28, maar een tweede mail genereerde nog 9 reacties. Van de bibs die helemaal niet reageerden (lichtblauwe kolommen, p.50) zocht ik zelf op wat er in de collectie zit. Hopelijk heb ik me hierbij nergens vergist.

Stekene, bibliothecaris Maarten D'hamers

In de enquête van Jan Bib scoorden de onderzochte bibliotheken gemiddeld 37,2%. In mijn iets uitgebreidere bevraging is dat 37,6%. Samen hebben we nauwelijks 47 bibliotheken van de 314 ‘onderzocht’, maar de resultaten zijn zo gelijkend dat ik niet anders kan dan Jan bijtreden in zijn voorzichtige conclusie: vele collecties zijn driewerf eilaas niet meer up-to-date.

Nederlandstalige poëzie in Vlaamse bibliotheken

Een nadere blik

Welke bibliotheken scoren het best? Gelukkig zitten de ‘grote drie’ in de top vijf. Met hun budgetten móét je poëzie kopen, punt uit. Twee bibliotheken uit iets minder grote steden (Mechelen, Sint-Niklaas) vervolledigen dit mooie plaatje. Daarachter gaapt een flink gat, want zesde van de 28 is Knokke-Heist met 18 bundels en bij de zevende (Genk) zijn er 16 boeken op het schap. Opvallend is de mooie score van Stekene (negende met 11 bundels).

Slechts één bibliotheek heeft alle bundels uit mijn vraag in de rekken: de Krook in Gent. Eén bibliotheek heeft slechts één bundel aan boord. Nu is het hoe dan ook roeien met de riemen die je krijgt, maar het is ook een kwestie van prioriteiten. En van vakkennis. En wanneer je die niet of te weinig bezit, kan je gaan aankloppen aan de deur waarachter de expertise zit. Die van Poëziecentrum Gent, bijvoorbeeld.

Het is opvallend dat enkele kleinere bibliotheken zoals Dentergem, Stekene, Overijse, Beernem mooi scoren, terwijl enkele grotere bibs een pijnlijk resultaat behalen (en dus liever niet reageerden?) Wanneer we de resultaten per provincie bekijken (waarbij we de ‘grote drie’ niet meetellen) zien we deze verrassende cijfers:

Elke conclusie die ik kan trekken, is er een uit cijfermateriaal dat geen representativiteit pretendeert, maar het verschil tussen Limburg en Vlaams-Brabant enerzijds en de andere Vlaamse provincies anderzijds is significant. Een kwestie van budget, of van prioriteiten?

De bundels

Ook interessant is welke poëziebundels bibliotheken kiezen. Hekkensluiter is Warhoofds leerdichten van Alain Delmotte. Die bundel is in slechts één van de bevraagde bibs te vinden. Als we de cijfers over heel Vlaanderen erbij nemen, blijkt dat dit boekje in slechts twee bibliotheken tot de collectie behoort. De bundels van Marieke Lucas Rijneveld (194), Charlotte Van den Broeck (160), Stijn de Paepe (155) en Radna Fabias (151) zijn daarentegen flink vertegenwoordigd. Wellicht hoeven we voor een verklaring van dit grote verschil niet ver te zoeken: wie bij een grote(re) / meer prestigieuze uitgever zit, t.t.z. Nederlandse uitgevers (Van Oorschot, Atlas Contact, Arbeiderspers), lijkt meer kansen te krijgen of meer in het oog te vallen. Uitzondering is de helaas veel te jong overleden populaire Stijn De Paepe. Want Vlaamse uitgevers (Vrijdag, De Zeef, Pelckmans, Lannoo, Uitgeverij P) scoren over het algemeen minder hoog. En ook voor uitgaven van PoëzieCentrum lopen de bibs niet echt warm, lijkt het wel. Toch staan er in de Top 5 van dit onderzoekje twee bundels die bij Vlaamse uitgevers verschenen.

top 5 poëziebundels in bibliotheken

Poen

Naast naakte cijfers kreeg ik van de bibs ook antwoorden op enkele vragen die ik hun had gestuurd. Eén ervan was welk budget er jaarlijks voor gedichtenbundels wordt voorzien. Zoals verwacht, loopt dat heel erg uiteen. Als er al een budget voorzien is, kan dat weleens flink onder dat van een particuliere poëzieliefhebber zitten. Voor sommige bibliotheken is poëzie geen prioriteit. In Lint zijn ze onthutsend eerlijk: ‘Er is geen specifiek budget voor poëzie. Wij zijn een kleine bib en er is zoveel aanbod. Het is dus altijd kijken of we rondkomen met het bestaande budget. En helaas is poëzie dan geen prioriteit.’ Eenzelfde soort reactie in Gingelom: ‘Als kleine bib met beperkte middelen wordt er zeer weinig poëzie aangekocht…’ Kleinere bibs als die van Hoegaarden, Wachtebeke, Ravels en Dentergem houden het op zo’n 250 à 380 euro per jaar. Bibliotheken als die van Lier, Stekene, Beveren, Kortrijk en Beernem besteden jaarlijks 500 à 900 euro aan gedichtenbundels. Het moet voor deze bibliothecarissen erg frustrerend zijn te lezen dat de collega’s van bijvoorbeeld Sint-Niklaas en Genk respectievelijk 2000 en 2500 euro aan de jaarlijkse uitbreiding van hun poëziecollectie kunnen besteden. Die van De Krook mag jaarlijks zelfs 4000 à 6000 euro kosten.

Stekene, bibliothecaris Maarten D'hamers

Hoe gebeurt de aanschafselectie?

Meestal is één persoon verantwoordelijk voor de collectievorming. Het hangt dan concreet van deze persoon af hoeveel en welke bundels er op het schap verschijnen. Geïnformeerd zijn, is de boodschap. De meesten halen hun mosterd waar hij te halen valt: ‘Recensies in De Morgen, De Standaard, NBD Biblion, brochures van de uitgeverijen, aankoopsuggesties boekenleveranciers en aankoopsuggesties van de leners.’ (Beveren) ‘Ik spel de poëzietijdschriften uit: Awater, Poëziekrant en Het Liegend Konijn. Ik raadpleeg regelmatig websites van uitgeverijen die poëzie uitgeven of een belangrijk poëziefonds hebben; ik denk dan op de eerste plaats aan de websites van het Poëziecentrum, van Uitgeverij P, Bezige Bij, Arbeiderspers, De Harmonie, enz. Ik laat me ook inspireren door het rijke poëzieaanbod van Boekhandel Zondvloed in Mechelen, die ook aandacht hebben voor de minder toegankelijke poëzie (zoals bijv. van Het Balanseer). Uiteraard sta ik ook open voor suggesties van enkele doorgewinterde poëzielezers.’ (Mechelen) Ook in Antwerpen willen ze het warm water niet zelf uitvinden: ‘Specifiek voor poëzie legt onze nieuwe collectievormer fictie de visie weer open en gaat ze in januari langs bij het Poëziecentrum om te kijken of hun expertise onze collectie beter kan ondersteunen.’ In Brugge kopen ze de meeste bundels die in Poëziekrant worden besproken. En in Dentergem gooit de bibliothecaris het over een praktische boeg: ‘Dichter Paul Demets is hier een vaste klant. Hij bezorgde ook al een paar keer een lijst met bundels die een plekje verdienen in ons rek. Wanneer er op het einde van het jaar budget over is dan durf ik al eens wat extra poëzie te kopen. De kennis van Paul is handig vermits er niemand in de bib zelf een “kenner” is.’ Een mooie tip voor de (kleinere) bibliotheken, toch?

‘Vinden jullie het belangrijk om poëzie in de rekken te hebben?'

Het leek me een overbodige vraag, maar ik heb ze toch gesteld. De antwoorden waren soms bijna ontroerend. ‘Net doordat poëzie doorgaans minder aandacht krijgt in de boekhandel, minder bestsellers kent en een kleiner vast publiek heeft, is het belangrijk dat bibliotheken de weg naar poëziebeleving mogelijk maken, zowel voor jeugd als volwassenen.’ (Lier) ‘Zeker belangrijk. Omdat kleinere literaire nicheproducten zeker hun waarde hebben en aandacht verdienen. Wordt van poëzie ook niet gezegd dat het goed is voor het moreel welzijn? Waarom zouden we daar als bibliotheek dan ook geen aandacht voor hebben?’ (Knokke-Heist) ‘We vinden het belangrijk om literair hoogstaande, maar minder populaire genres een kans te geven.’ (Mechelen) ‘Als het niet in de rekken staat, zal enkel de liefhebber het opvragen.’ (Antwerpen) ‘Ik beschouw poëzie een beetje zoals kunst- of fotografieboeken. Ik wil de mensen tonen wat er actueel leeft en enkele klassiekers aanbieden. Maar dan wel via een beperkte collectie. Daarom bieden we hier ook Het Liegend Konijn aan.’ (Dentergem) ‘Poëzie blijft een niche. Maar net daarom vinden we het als bibliotheek heel belangrijk om net dit collectieonderdeel blijvend aan te bieden en in de kijker te zetten.’ (Stekene) ‘Wil je als bibliotheek een actueel en relevant aanbod van Nederlandstalige en vertaalde literatuur aanbieden, dan kan je niet buiten de poëzie.’ (Gent) ‘Hoewel de uitleencijfers van poëzie in onze bib bedroevend zijn, vinden we het belangrijk om toch een basisaanbod te hebben.’ (Beernem) ‘De stad Sint-Niklaas kent een rijke traditie aan dichters, dat heeft zijn weerslag op onze aankoop- en bewaardrang.’ (Sint-Niklaas) ‘We vinden het belangrijk als bibliotheek om te investeren in een wat moeilijker genre. Zo kunnen de gebruikers hiervan proeven.’ (Brugge) ‘Ondanks het feit dat onze poëziecollectie verouderd is (wordt niet geregeld aangevuld), behouden wij de gedichtenbundels. Poëzie dient in de bib ter beschikking gesteld worden.’ (Gingelom) ‘Ja, natuurlijk vinden wij het belangrijk om een deelcollectie poëzie te hebben. Al is het niet makkelijk om deze uit te bouwen: te weinig expertise, heel erg weinig interesse bij bibliotheekgebruikers. Toch proberen we van jaarlijks een aantal dichtbundels aan te kopen.’ (Lummen). ‘Poëzie vormt het mooiste en hoogste van wat literatuur kan bieden.’ (Beveren) Voilà zie!

De populairste bundel van 2022

Uit het weinige cijfermateriaal dat de bibs stuurden, kon ik toch makkelijk zien hoe zelden die poëzie meegenomen wordt. Toch zijn er uitzonderingen. Stijn de Paepe blijkt ‘populair’ te zijn. Zijn Belgische Ballades was de meest uitgeleende bundel in Knokke-Heist met 7 uitleningen. Toon Hermans is in Wachtebeke de vaakst uitgeleende dichter met ‘5 transacties’. In Dentergem was dat Komijnsplitsers van Marieke Lucas Rijneveld met 11 uitleningen. Er zijn misdaadromans die het met minder uitleningen moeten stellen.

Wie is de poëzie-ontlener?

Al is er een interessant verschil in formulering, bij de bibs die deze vraag beantwoordden is het antwoord behoorlijk gelijkend. In Lier meldt men dat de ‘verhouding vrouw-man: ongeveer 60-40%’ bedraagt. Ook Genk is duidelijk: ‘Meer vrouwen dan mannen en vooral 50-, 60-plussers.’ Eenzelfde geluid vanuit Sint-Niklaas: ‘37% mannen, 63% vrouwen.’ Wat de leeftijd van ‘de poëzielezer’ betreft, ook daar is eensgezindheid waar te nemen. De bib van de Wase hoofdstad meldt: ‘De gemiddelde leeftijd is 45 jaar’. In Gingelom zijn het ‘vrouwen van 40+’ en in Overijse ‘vrouwen tussen 40 en 49 jaar.’ In Genk is de lener ‘jong en vrouwelijk’. En Gent voegt er fijntjes aan toe: ‘We zien ook opvallend veel dichters tussen de rekken.’

Poëziecollectie bibliotheek Sint Niklaas

Waar bevindt zich de poëziecollectie in de bib?

Als je wil dat bibliotheekgebruikers poëziebundels meenemen, dan kan je die boeken maar beter niet in een verloren hoekje pleuren. Maar in Wachtebeke staan de bundels toch ‘achteraan in de bib’, in Ravels ‘achteraan in de bib, na de romans’ en in Lier ‘in de zijkamer van het Leescafé’. Vanuit Beernem bereikt ons eenzelfde bekentenis: ‘De poëzie staat in drie kasten bij elkaar aan het einde van de lopende rekken fictie. Behoorlijk onzichtbaar dus, als je de bib binnenkomt …’ In Lummen werd ‘een tijdje de hele collectie in het zicht vlak bij de inkom gezet, maar dit bracht weinig soelaas.’ En toch doen bibliotheken pogingen om poëzie letterlijk in het zicht van de bibliotheekbezoeker te brengen. In Knokke-Heist staan dichtbundels in ‘een apart rek en rond het rek ligt een groen tapijt, wat het rek zich laat onderscheiden van de andere rekken.’ In Hoegaarden staat de poëzie ‘dichtbij de ingang in een apart rek’. Ook Sint-Niklaas probeert dichtbundels te laten opvallen: ‘In de grote centrale ruimte op het gelijkvloers vult de poëzie de erg brede achterwand, niet erg duidelijk in het zicht, maar genesteld in een stille uithoek waar liefhebbers graag toeven tussen de bijna vijftig lopende meters dichtkunst.’ En in Antwerpen investeert men in beterschap: ‘Twee weken geleden werd in de hoofdbibliotheek Permeke de poëzie tussen een groot blok met rekken fictie en non-fictie weggehaald om deze een prominentere plaats te geven, op de trap in het zicht.’

Inspanningen

Zowat alle bibliotheken maken melding van activiteiten die ze organiseren in de hoop op meer poëzielezers: Poëzieweek, Poëzieleesclub, Herdenkingspoëzie (1 november), workshops, jaarlijkse poëziekaarten, toontafels, Weesgedichten, boekvoorstellingen, Dichters thuis in Klein-Sinaai, Kinderstadsdichter, de driejaarlijkse Paul Snoekprijs, Archipel, Dichters Thuis in Puivelde, Voorleestoer, … Alle bibs leveren dus hun gevecht tegen de bierkaai. Maar ze blijven vechten en nemen elke gelegenheid te baat om gedichten onder de aandacht te brengen.