lente 2024

Elke auteur herkent het: de lust en de last van het schrijven. De engel op je ene schouder fluistert je puntgave zinnen in, het duiveltje op de andere overvalt je onverhoeds met twijfel. Doorgaans is de tegenstelling minder scherp, maar uiteindelijk blijkt ze altijd aanwezig. Literair succes helpt, maar bant ze niet uit. “De angstige vraag of een zin, paragraaf of idee goed genoeg is, blijft de eeuwige metgezel in mijn schrijversbestaan,” aldus tweevoudig Pulitzer-winnaar Colson Whitehead. Wij verdiepten ons in het thema en bevroegen auteurs Astrid Haerens, Lize Spit en Rob van Essen.

In de geschiedenis van de literatuur lijkt de stress die schrijvers ervaren een eerder recent fenomeen. In de oudheid werden kunstenaars gezien als doorgeefluiken voor goddelijke inspiratie, en tot en met de verlichting hadden auteurs een meer rationele en doelbewuste houding. Ze baseerden zich ook vaker op een traditie van overgeleverde verhalen. In de romantiek ontstond het beeld van de gekwelde kunstenaar. Dat had alles te maken met de grotere nadruk op fantasie, originaliteit en persoonlijke expressie. 

In De blokkade vraagt Renate Dorrestein zich af of je betere en mindere schrijfdagen niet gewoon kan beschouwen als de normale fluctuatie die iedereen kent. Ze citeert de Britse auteur Philip Pullman: schrijvers blijken de enige beroepsgroep die een specifieke term heeft voor hun professionele worstelingen. Er bestaat niet zoiets als loodgietersblok of doktersblok.

portret van Astrid Haerens

Astrid Haerens

Astrid Haerens: “Wat mij helpt bij twijfel is om het schrijven echt te zien als een job, een dagtaak. Elke tekst is een poging. Ik heb snel beslist dat mijn schrijven een publiekelijk groeien is. Zelf kan ik moeilijk beoordelen wanneer het goed is, dus vertrouw ik op het oordeel van mijn uitgever of redacteur. Op die manier verlamt de innerlijke criticus mij niet. Mijn duiveltje is dat ik moeite heb om tijd te maken. Ik ben snel afgeleid, zeg te makkelijk ‘ja’ en moet leren om externe prikkels te dempen. Wanneer dat lukt, kan ik meestal wel een relativerende houding vinden in het schrijven. Heel anders is het wanneer er een publicatie aankomt: dan ga ik wel even dood. Toen mijn bundel Oerhert uitkwam, had ik koorts en uitslag van de stress.’

Ik ga wel ‘ns op zoek naar complimenten die wapens kunnen worden in het arsenaal van mijn engel.

Lize Spit

Ook bij Lize Spit is de polariteit van engel en duivel aanwezig: “Ik heb ze allebei voortdurend op mijn schouders bij het schrijven. Ik kan me niet voorstellen dat ik helemaal vrij ben en dat alleen die engel er zit, maar ik heb ‘m echt nodig, anders raak ik geen woord verder. Ook wanneer ik niet aan het schrijven ben, heb ik een tamelijk sterke negatieve stem in mijn hoofd. Soms loop ik wat verloren in perfectionisme, maar daar gaat het in de literatuur niet om. Ik ga wel ‘ns op zoek naar complimenten die wapens kunnen worden in het arsenaal van mijn engel. Ik noteer dan zinnetjes die iemand heeft gezegd – mijn uitgever of mijn redacteur bijvoorbeeld – en af en toe ga ik terugkijken. Wat me ook parten speelt: ik heb geen stille kamer voor mezelf waarin mijn schrijverschap heeft kunnen rijpen. Ik ben begonnen vanuit een naïef beeld van de literaire wereld en plots werd het enorm groot. Het is alsof ik mijn schrijfkamer deel met heel veel meningen, kritiek en complimenten, en me daar altijd toe moet verhouden. Toch zijn er ook momenten waarbij het negatieve stemmetje bijna afwezig is, omdat wat vanbinnen zit met zoveel kracht naar buiten moet. Dan is de engel er eigenlijk ook niet echt, het is een zowat volledig fysiek samenvallen met mezelf. Door de adrenaline kan ik dan moeilijk slapen.”

Rob van Essen herkent die flow waarin je onvermoeibaar kan doorwerken: “Plots vallen er dingen in elkaar die je niet zo van tevoren bedacht hebt en schrijft de scène zich als het ware vanzelf. Voortgang of geen voortgang, barrière of geen barrière, daar gaat het om. De duivel is er op de momenten dat het niet lukt, ik voortdurend afleiding zoek en ga twijfelen. Gebrek aan concentratie is ook een vorm van twijfel. De engel is eigenlijk naïever, maar hij is van veel meer waarde. Die naïviteit moet je kunnen koesteren. Je moet kunnen doen alsof het gaat lukken. De duivel is aanweziger bij herschrijfsessies; je bent dan uit de roes en moet bij wijze van spreken de kleine schroefjes aandraaien.”

Het kinderlijke genot van maken

Heel wat auteurs zullen beamen dat schrijven zich op een spectrum tussen vreselijk en hemels bevindt. In De vriend laat Sigrid Nunez haar schrijvende hoofdpersonage vertellen hoe ze bij een conferentie een volle zaal schokte met de uitspraak: “Waar halen jullie met z’n allen toch het idee vandaan dat het zo geweldig is om te schrijven?” De Zweedstalige Finse dichteres Tua Forsström zegt in een recent interview: “Ik schrijf zeker niet voor mijn plezier.”

Ik heb snel beslist dat mijn schrijven een publiekelijk groeien is.

Astrid Haerens

In Big Magic stelt Elizabeth Gilbert dat een leven ten dienste van de creativiteit een verhevigd leven is, waarbij je je meer door nieuwsgierigheid dan door angst laat leiden. Astrid Haerens over wat haar drijft: “Voor mij is schrijven niet zo heilig en ik vind het ook niet per se zo leuk, maar het gevoel achteraf wel. Als kind werd ik soms vroeg wakker en dacht ik: ‘Ik ga iets maken.’ Ik ging dan direct aan de slag en daarna was ik enorm blij. Dat pure, kinderlijke genot heb ik altijd kunnen bewaren, wat niet wil zeggen dat ik het resultaat daarna nog goed vind. Alles wat je maakt, is sowieso een teleurstelling, in die zin dat je vertrekt met een bepaalde hoop of gedachte, maar uiteindelijk doet het werk z’n eigen zin. Het is een levend iets waartoe je je moet verhouden.”

Zijn schrijvers zo masochistisch ingesteld, dan? Rob van Essen benadrukt dat hij het in elk geval wel heel graag doet. “Ik ervaar geen onderliggende laag van twijfel over mijn schrijven an sich. De duivel zit ‘m eerder in de stress over dingen die buiten mijn eigen macht liggen: de redigeermolen, de recensies, de nominaties of de niet-nominaties. Alles wat van buiten opgelegd wordt en waar ik niks aan kan doen. Ik ga dan twijfelen omdat ik met de blik van anderen naar mijn werk probeer te kijken, en dat is een blik vol twijfel. De duivel zegt dan soms: ‘Dit is toch helemaal niet interessant?’”

portret van Rob van Essen

Rob van Essen

Rituelen en routines

Kan je een pact sluiten met je engel, het op een akkoordje gooien met de duivel? In *Dagelijkse rituelen – hoe bekende kunstenaars, schrijvers, filmmakers en andere creatieven werken* onderzoekt Mason Currey het. Er zijn de te verwachten verhalen over alcohol, pepmiddelen en de uitersten van ijzeren discipline en tijdverspilling. W. H. Auden keek voortdurend op z’n horloge, Kafka was een notoire treuzelaar. Succesvolle carrières gaan soms samen met bijzondere gewoontes: Flaubert zwoer bij een ochtendbabbel op bed met zijn moeder, Nabokov schreef  staand en Maya Angelou sloot zich op in spartaanse hotelkamers.  


Astrid Haerens bevestigt dat rituelen ook haar helpen: “Ik luister nu al twee jaar naar dezelfde plaat tijdens het schrijven, en ik brand een kaars. Ik voel me ook graag omringd door auteurs of personages die als vrienden aanvoelen, en mijn werkkamer is een boekenstort. Voor mij vormt de literatuur zelf een engel, ik ervaar ze als een grote bron van zingeving en hulp om de wereld te begrijpen en mijn plek te vinden.”

De duivel zit ‘m in de stress over dingen die buiten mijn eigen macht liggen: de redigeermolen, de recensies, de nominaties of de niet-nominaties.

Rob van Essen

Hoe doet Rob van Essen dat? “Er is geen routine of ritueel waardoor de schrijfduivel verdwijnt. Je moet je telkens weer bewijzen ten opzichte van jezelf en de wereld. Je kan de engel koesteren, maar die heeft z’n eigen ritme, je kan ‘m niet met een vingerknip tevoorschijn toveren. Je roept ze allebei op en welke de overhand krijgt, hangt een beetje af van wat voor dag het is, welke fase in het schrijven, welke deadlines je hebt, hoe het fysiek en mentaal met je gaat. 

Afleidingen zijn er altijd: vroeger rookte ik of zapte ik langs alle tv-kanalen, nu is er internet en sociale media. Er is niks mis met even door de kamer lopen of de krant lezen, maar in sociale media moet je niet verzeild raken nog voor je goed en wel aan het schrijven bent. Soms heeft het wel de functie van spanning afvoeren. Iets uit niets maken roept de gêne op van: ‘Wat denk je dat je aan het doen bent?’ Wanneer die gêne je overvalt, ga je iets heel banaals doen, hoe banaler hoe beter. Sociale media heeft soms dezelfde functie als uit het raam kijken.”

Wilskracht en fysiek

In tegenstelling tot de loodgieter en de dokter heeft de schrijver veel minder sterk het gevoel klaar te zijn aan het eind van de dag. Er is ook geen garantie dat het werk ooit afraakt. Behalve talent vind je in de lijstjes van essentiële onderdelen van het schrijverschap dan ook vaak kwaliteiten als wilskracht, uithoudingsvermogen en passie.

Lize Spit: “Schrijven is een kwestie van erin vliegen, je hebt bijna altijd momenten dat je ergens doorheen moet, alsof je je door een schil moet wringen en dan bij een betere plek komt. Ik heb soms echt moeite om door die stroefheid heen in mijn tekst te raken. Op dagen dat het niet lukt, probeer ik mezelf te troosten, maar ik kan het niet altijd loslaten. Wanneer ik bijvoorbeeld een wandeling maak, loop ik met een laptop rond, omdat ik denk dat ik nog een beetje kan werken wanneer ik een kop koffie ga drinken. Wanneer ik dat uiteindelijk niet doe, voel ik me schuldig. Ik moet meer afbakenen voor mezelf: nu een paar uur schrijven en na de middag iets anders doen.”

portret van Lize Spit

Lize Spit

Dat ‘andere’ is voor Astrid Haerens een eindje gaan lopen, en voor Rob van Essen wandelen of fietsen. Ze worden daarin bijgetreden door bestsellerauteur Haruki Murakami. In *Romanschrijver van beroep* omschrijft hij een verhaal vertellen als “afdalen in de onderste regionen van je bewustzijn, neerzinken tot op de bodem van de duisternis in je geest”. Om weerwerk te bieden aan de intensiteit daarvan, is fysieke sterkte naar zijn mening essentieel.   

Lize Spit: “Een goede schrijfdag is er één waarop ik mijn eigen lichaam vergeet en alleen nog een hoofd in de kamer ben. Soms kan het echt deugd doen om dan iets fysieks te gaan doen. Er is tegengewicht nodig voor het mentale, de ernst, en dat zit vooral in spel.”

Lees meer artikels als dit in VERZIN

Kom meer te weten over schrijven, laat je inspireren en ga zelf aan de slag dankzij VERZIN.